In hoofdstuk 7 hebben we kennis gemaakt met de leer en het goddelijke gezag van Christus.
In deze sectie zal dit ook verder uiteengezet worden, maar op een andere manier. Christus heeft de ultieme autoriteit en dat word in de volgende hoofdstukken verder benadrukt.
Het is één principe om te zeggen dat iemand gezag heeft (7: 28- 29) maar dan is het ook wel nodig dat dit gezien word in daden. Christus zou het bewijs geven dat Hij niet alleen maar in woorden gezag opeiste maar Hij zou dat ook kon door Zijn daden van het werken van wonderen.
In hoofdstuk 8 en 9 zien we dat Christus 10 wonderen doet.
Deze wonderen lieten Jezus zien als de Christus, de Zoon van God, en bekrachtigd door God.
-Joh. 5: 36; Joh. 10: 37- 38
-Handl. 2: 22
-Hebr. 2: 3- 4
Waarom zijn deze wonderen beschreven?
-Joh. 20: 30, 31
En niemand kon de waarde ervan betwisten.
-Joh. 11: 47
Het eerste wonder wat we Christus zien doen is om een melaatse te genezen.
-Markus 1: 40- 45
-Lukas 5: 12- 16
Mat 8:1 Toen Hij nu van den berg afgeklommen was, zijn Hem vele scharen gevolgd.
We zien dat Christus de berg was opgegaan voordat Hij de bergrede begon te prediken. Hier lezen we dan dat Hij van de berg afgeklommen was en dat vele scharen hem volgden. Dat vele scharen Hem volgden is omdat Hij leerde met gezag. De mensen waren onder de indruk, ze waren geraakt. En dat is wat het evangelie doet, het raakt mensen in het hart.
-Handl. 2: 37
Christus is nu degene die Zijn woorden om gaat zetten in daden en de mensen laten zien dat Hij werkelijk de Christus is die van de Vader gezonden is.
Mat 8:2 En ziet, een melaatse kwam, en aanbad Hem, zeggende: Heere! indien Gij wilt, Gij kunt mij reinigen.
Lepra, vroeger melaatsheid genoemd, is een infectieziekte veroorzaakt door de bacterie Mycobacterium leprae (verwant aan de tuberkelbacterie de veroorzaker van tuberculose). Lepra is vrijwel alleen besmettelijk bij direct lichamelijk contact met een infectieuze patiënt. Bij patiënten met te weinig weerstand tast de ziekte, 3-5 jaar na besmetting, de huid aan, voorts zenuwen (leidend o.a. tot gevoelsstoornissen) en tenslotte het skelet, waardoor ernstige misvormingen ontstaan.
Melaatsheid was een hele erge ziekte. Het was niet zomaar een ziekte, maar mensen met deze ziekte werden uit de maatschappij gezet. (Lev. 13: 46)
We zien dat deze melaatse naar Jezus kwam, hem aanbad en zei: “indien Gij wilt, Gij kunt mij reinigen”. Dit is een uitspraak van geloof en een uitspraak van afhankelijkheid. Deze man kwam tot Jezus met een groot geloof.
Mat 8:3 En Jezus, de hand uitstrekkende, heeft hem aangeraakt, zeggende: Ik wil, word gereinigd! En terstond werd hij van zijn melaatsheid gereinigd.
We zien hier twee dingen.
Jezus raakt deze melaatse aan. (Markus 1: 41) Een melaatse was onrein (Lev. 13: 3) deze mochten dan ook niet aangeraakt worden. (Lev. 5: 1- 3) Jezus raakte hem aan en dat alleen was al heel bijzonder.
Deze mens werd terstond van zijn melaatsheid gereinigd.
Christus had niet alleen met kracht woorden gesproken maar nu ook met kracht een mens beter gemaakt door een wonder.
Mat 8:4 En Jezus zeide tot hem: Zie, dat gij dit niemand zegt; maar ga heen, toon uzelven den priester, en offer de gave, die Mozes geboden heeft, hun tot een getuigenis.
Jezus vertelde deze man om niemand iets te zeggen. Maar om eerst heen te gaan, hemzelf aan de priester te tonen en de gave te offeren. Jezus liet zien dat Hij de wet van Mozes volledig respecteerde en alles moest gebeuren volgens de wet. (Matt. 5: 17- 18)
We lezen de wetten over melaatsheid in Leviticus 13, 14
Hier komen we dan tot het tweede wonder van Christus.
-Lukas 7: 1- 10
-Joh. 4: 43- 54
Mat 8:5 Als nu Jezus te Kapernaum ingegaan was, kwam tot Hem een hoofdman over honderd, biddende Hem,
Mat 8:6 En zeggende: Heere! mijn knecht ligt te huis geraakt, en lijdt zware pijnen.
Een hoofdman over honderd was iemand die aangesteld was door de Romeinen. Deze kwam tot Jezus (Luk. 7: 3) en wilde dat Jezus zijn knecht genas. Deze man was waarschijnlijk niet een Jood (vers 10)
Mat 8:7 En Jezus zeide tot hem: Ik zal komen en hem genezen.
Jezus liet zien dat Hij begaan was met het leed van mensen en wilde ook deze mens beter maken.
Mat 8:8 En de hoofdman over honderd, antwoordende, zeide: Heere! ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen; maar spreek alleenlijk een woord, en mijn knecht zal genezen worden.
Mat 8:9 Want ik ben ook een mens onder de macht van anderen, hebbende onder mij krijgsknechten; en ik zeg tot dezen: Ga! en hij gaat; en tot den anderen: Kom! en hij komt; en tot mijn dienstknecht: Doe dat! en hij doet het.
Deze hoofdman was een bijzonder mens met een groot geloof. Deze mens liet nederigheid zien en een groot geloof. Hij geloofde dat als Jezus alleen het woord van genezing zou spreken dat zijn knecht beter zou worden. Hij begrijpt dat hij zelf een mens is met gezag, hij hoeft alleen maar te spreken en het gebeurd en zo ziet hij ook Jezus. Hij wist dat Jezus alleen hoefde te spreken en zijn knecht zou beter worden.
Mat 8:10 Jezus nu, dit horende, heeft Zich verwonderd, en zeide tot degenen, die Hem volgden: Voorwaar zeg Ik u, Ik heb zelfs in Israel zo groot een geloof niet gevonden.
Dit was waarlijk bijzonder. Deze mens liet een waarlijk geloof zien. Het lijkt erop dat deze man geen Jood was.
Mat 8:11 Doch Ik zeg u, dat velen zullen komen van oosten en westen en zullen met Abraham, en Izak, en Jakob, aanzitten in het Koninkrijk der hemelen;
Jezus laat hier zien dat velen zullen komen en aanzitten in het koninkrijk der hemelen.
Dit beeld wat Jezus hier geeft is een beeld dat Heidenen zouden komen een aanzitten met Abraham, Izaak en Jakob, de groten van het volk Israel. Het zouden mensen zijn van alle volken.
Mat 8:12 En de kinderen des Koninkrijks zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis; aldaar zal wening zijn, en knersing der tanden.
De kinderen van het koninkrijk zijn de Joden en deze zouden buitengeworpen worden.
Dit omdat ze niet het geloof hadden dat nodig was om aan te zitten met Abraham, Izaak en Jakob. Er was veel ongeloof en juist deze hoofdman liet zien wat vele Joden niet hadden.
Dat er voor de Joden geen plaats zou zijn en wel voor de Heidenen, dit was een zeer schokkende waarheid voor de Joden.
In contrast tot wat ze geloofden was er voor de Joden geen automatisch ingaan in het koninkrijk, ook zij moesten opnieuw geboren worden.
Mat 8:13 En Jezus zeide tot den hoofdman over honderd: Ga heen, en u geschiede, gelijk gij geloofd hebt. En zijn knecht is gezond geworden te dierzelver ure.
Hier zien we weer de kracht van Christus over ziekte.
Op datzelfde moment dat Christus sprak was deze knecht genezen. Christus sprak en hij was genezen, dit in schril contrast tot wat er in onze dagen gebeurd.
Jezus kwam in het huis van Petrus en de schoonmoeder van Petrus had koorts.
-Markus 1: 29- 34
-Lukas 4: 38- 41
Mat 8:14 En Jezus gekomen zijnde in het huis van Petrus, zag zijn vrouws moeder te bed liggen, hebbende de koorts.
Mat 8:15 En Hij raakte haar hand aan, en de koorts verliet haar; en zij stond op, en diende henlieden.
Ook deze vrouw werd door Jezus beter gemaakt. Wat al deze wonderen bijzonder maakt is dat Jezus spreekt en de persoon is gelijk genezen, genezen op dat moment.
Al deze wonderen laten ook zien dat een ieder welkom was voor Christus.
Voor Christus was er niemand onwaardig. Een beeld van het komende koninkrijk waar Christus zelf over predikte en wat begonnen is met Zijn dood.
Mat 8:16 En als het laat geworden was, hebben zij velen, van den duivel bezeten, tot Hem gebracht, en Hij wierp de boze geesten uit met den woorde, en Hij genas allen, die kwalijk gesteld waren;
Het was al laat geworden maar dat weerhield de mensen niet om velen naar Jezus te brengen. Mensen met allerlei kwalen en hen die met den duivel bezeten waren. Hij genas allen. Christus liet Zijn liefde en genade zien, er werd geen onderscheid gemaakt, mensen kwamen en werden genezen.
Van den duivel bezeten: 1139 daimo’nizomai, 1) in de macht van een demon zijn. In het N.T. van mensen die lijden aan bijzonder ernstige ziekten, lichamelijk dan wel mentaal, (zoals verlamming, blindheid, doofheid, verlies van spraak, epilepsie, zwaarmoedigheid, krankzinnigheid, enz.) wier lichamen volgens de opvatting van de Joden door demonen in bezit waren genomen, waardoor zij niet alleen met ziekten geplaagd werden, maar ook van een redelijk denken beroofd werden; bezetenen brachten zodoende de gedachten en het bewustzijn van de demonen over die in hen woonden; en hun genezing vereiste het uitwerpen van de demon. |
Mat 8:17 Opdat vervuld zou worden, dat gesproken was door Jesaja, den profeet, zeggende: Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze ziekten gedragen.
We zien hier dat Christus degene is die elke keer weer een stuk profetie vervult.
We zien dat deze profetie een dubbele betekenis heeft.
-1 Petrus 2: 24
Als we kijken naar Lukas 13: 16 zien we ook een voorbeeld van Satan die het lichaam kan gebruiken voor gebondenheid.
In dit stuk zien we twee mensen die Jezus willen volgen.
-Lukas 9: 57- 62
De grote wonderen die Christus hier deed hadden ongetwijfeld een invloed en zo komen er twee verschillende mensen naar Christus toe en bieden aan om Hem te volgen. De eerste is iemand die te vlug een belofte maakt. De tweede is iemand die eerst nog andere dingen wilde doen. Beiden waren geen kandidaten voor het koninkrijk.
Mat 8:18 En Jezus, vele scharen ziende rondom Zich, beval aan de andere zijde over te varen.
Mat 8:19 En er kwam een zeker Schriftgeleerde tot Hem, en zeide tot Hem: Meester! ik zal U volgen, waar Gij ook henengaat.
We zien dat een schriftgeleerde naar Christus komt en Hem een aanbod doet. Hij wil Christus volgen, waar Hij ook maar heen zou gaan.
Mat 8:20 En Jezus zeide tot hem: De vossen hebben holen, en de vogelen des hemels nesten; maar de Zoon des mensen heeft niet, waar Hij het hoofd nederlegge.
Deze schriftgeleerde wist niet waarom hij vroeg. Jezus antwoord hem, het antwoord verteld ons niet dat Jezus nooit een plaats had om te slapen, maar Jezus had geen eigen plaats. Jezus leerde deze man dat het leven van een volgeling van Hem niet altijd eenvoudig zou zijn.
Christus laat zien dat Hem volgen betekent meer dan alleen maar het goede van het leven.
-Matt. 5: 3- 12
-Lukas 14: 25- 33
Mat 8:21 En een ander uit Zijn discipelen zeide tot Hem: Heere! laat mij toe, dat ik eerst heenga, en mijn vader begrave.
Mat 8:22 Doch Jezus zeide tot hem: Volg Mij, en laat de doden hun doden begraven.
Wederom zien we een discipel naar Christus komen die Hem wilt volgen. Maar deze persoon wil eerst nog zijn vader begraven.
-Matt. 6: 33
De sleutel om dit vers te begrijpen ligt in Lukas 9: 62.
Een ieder die Christus volgt moet dat vanaf dat moment helemaal en compleet doen.
We zien hier dat Jezus niet alleen macht had om het menselijke lichaam te genezen maar ook had Hij kracht over de elementen der natuur.
-Markus 4: 35- 41
-Lukas 8: 22- 25
Mat 8:23 En als Hij in het schip gegaan was, zijn Hem Zijn discipelen gevolgd.
Mat 8:24 En ziet, er ontstond een grote onstuimigheid in de zee, alzo dat het schip van de golven bedekt werd; doch Hij sliep.
Het schip was op een onstuimige zee, de golven bedekten het schip, en dan zien we Christus slapende. Wat een wondere gedachte. We zien hier dat Christus vrede en rust bezat.
Maar God gaat dit alles gebruiken tot een groter doel.
Mat 8:25 En Zijn discipelen, bij Hem komende, hebben Hem opgewekt, zeggende: Heere, behoed ons, wij vergaan!
De discipelen waren bang. (vers 26) Ze dachten dat ze zouden vergaan.
Deze dag zouden ze wat gaan leren.
Mat 8:26 En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij vreesachtig, gij kleingelovigen? Toen stond Hij op, en bestrafte de winden en de zee; en er werd grote stilte.
We zien dan dat de discipelen niet bang hadden hoefden te zijn.
De grote Christus was met hen.
Christus doet twee dingen.
In de eerste plaats bestraft hij de discipelen om hun kleine geloof.
Alleen met God er redding is in nood. Hij is degene die ons werkelijk kan bijstaan in de nood.
-1 Kron. 29: 10- 12
-Psalm 68
Geloof is niet iets dat we leren uit woorden, maar uit het laboratorium van het leven.
De stormen van het leven leren ons vertrouwen en geloven. De stormen van het leven geven de druk, deze druk leid ons tot God om parels te vormen in ons karakter.
We zien hier in dat de discipelen hun vrees hadden laten overwinnen over hun geloof.
Maar Jezus zou hun geloof blijven cultiveren. De les die ze hier leerden zou hun hun klaarstomen voor al hetgene wat nog zou volgen.
De tweede bestraffing is dan voor de wind. Eerst was er een zware storm, het volgende moment is er rust. Dat is wat God doet.
-Fill. 4: 6- 7
Mat 8:27 En de mensen verwonderden zich, zeggende: Hoedanig een is Deze, dat ook de winden en de zee Hem gehoorzaam zijn!
We zien dan hier de gedachten van de discipelen.
Verwondering over wat er gebeurd.
-Psalm 107: 23- 31
In vers 28- 34 lezen we het verhaal over het uitwerpen van duivelen.
-Markus 5: 1- 20
-Lukas 8: 26- 39
Mat 8:28 En als Hij over aan de andere zijde was gekomen in het land der Gergesenen, zijn Hem twee, van den duivel bezeten, ontmoet, komende uit de graven, die zeer wreed waren, alzo dat niemand door dien weg kon voorbij gaan.
Nadat Jezus de storm had gestild kwamen ze aan in het land der Gergesenen, of “in het land der Gadarenen” Markus 5: 1 (SVV), of anders gezegd voeren ze “naar het land der Gerasenen” Luk 8:26. Het is mogelijk dat het gebied werd vermeld naar de streek waar ze aan land gingen (Gergesa), of naar de plaatselijke benaming van de dichtst bijzijnde stad (Gadara), of naar de de bekendste stad (Geresa) van het gebied.
Dit gebied word vaak geplaatst als een klein dorpje aan de oostkant van het meer van Galilea.
Het woord “wreed”. (Vergelijk ook Markus 5: 3- 6 hier)
5467 chale’pos, bn
1) moeilijk om te doen, te nemen, te naderen
2) moeilijk te dragen, lastig, gevaarlijk
2a) hard, woest, wild
Mat 8:29 En ziet, zij riepen, zeggende: Jezus, Gij Zone Gods! wat hebben wij met U te doen? Zijt Gij hier gekomen om ons te pijnigen voor den tijd?
Dat deze bezetenheid meer was dan een medische kwaal blijkt uit de woorden die deze onreine geesten spreken. Ze wisten wie Jezus was, dat Hij de zoon van de Allerhoogste God was. En ze wisten dat Jezus de macht had om hem te pijnigen. Hoewel hun bestaan erop was gericht om de bezetene te kwellen, wilden ze zelf niet gepijnigd worden. Ze wilden niet dat Jezus zich met hun gingen bemoeien.
Ze wisten dat pijniging hun deel zou worden, maar wilden dit niet voor hun tijd.
-Judas 6; 2 Petrus 2: 4
-Lukas 8: 31
Mat 8:30 En verre van hen was een kudde veler zwijnen, weidende.
Mat 8:31 En de duivelen baden Hem, zeggende: Indien Gij ons uitwerpt, laat ons toe, dat wij in die kudde zwijnen varen.
De duivelen wistten dat Christus kracht over hen bezat.
Ze wilden dan ook een andere plaats hebben om te wonen.
Dit is de enige keer dat we lezen in de Bijbel dat duivelen in een dier kwamen.
Mat 8:32 En Hij zeide tot hen: Gaat heen. En zij uitgaande, voeren heen in de kudde zwijnen; en ziet, de gehele kudde zwijnen stortte van de steilte af in de zee, en zij stierven in het water.
De duivelen krijgen waar ze om vragen.
De macht die Jezus tentoonstelde over de onreine geesten laat zien dat Hij gezag had over de satan en zijn onreine geesten (1 Joh 3:8; Hebr 2:14-15). Engelen, machten en krachten zijn allen onderworpen aan Christus die in de hemelen is (1 Petr 3:22)
Mat 8:33 En die ze weidden, zijn gevlucht; en als zij in de stad gekomen waren, boodschapten zij al deze dingen, en wat den bezetenen geschied was.
Mat 8:34 En ziet, de gehele stad ging uit, Jezus tegemoet; en als zij Hem zagen, baden zij, dat Hij uit hun landpalen wilde vertrekken.
We zien dat Jezus gevraagd word om het gebied te verlaten. En Hij doet dit, maar Hij doet dit niet zonder Zijn getuigenis achter te laten.
Deze mensen lieten zien dat ze liever met duivelen leefde dan met iemand die duivelen uitwierp. De harten van deze mensen waren niet zoekende naar de dingen van God.
Overal waar Jezus kwam liet Hij een getuigenis achter.